
Mevrouw de minister,
Ik heb onze Noordzee in het verleden al eens de elfde provincie genoemd. Ik herhaal het hier nog eens omdat de immense waarde van onze zee – economisch, ecologisch én strategisch – onderstreept.
Daarom is een beleid nodig hetwelk onze Noordzee niet meer op een stiefmoederlijke manier behandelt. Ook een beleid waarin duidelijke keuzes worden gemaakt en waar de kern van onze maritieme sectoren zuurstof krijgt.
Het Marien Ruimtelijk Plan hetwelk voor de komende beleidsperiode opnieuw moet worden vastgelegd zal een belangrijke zijn. In de hetgeen tot nu voorligt zitten een aantal pijnpunten. Graag benadrukken wij daarbij nog eens om geen verrommeling op zee toe te willen staan. Het is niet omdat één bepaalde CIA-zone problematisch is als testzone voor onderwaterrobotica, dat daarom de rest van de oude soep opnieuw moet voorgelegd worden ter versnippering. Doch, u heeft wel gelijk waar u eveneens bezorgd bent omtrent fraseringen zoals ‘alles mag waar het niet verboden is’. Wij rekenen op u dat u voor een deugdzaam kader zal zorgen waarin een evenwicht geldt en de ene sector niet de Noordzee als strijdtoneel moet claimen ten nadele van een andere. Dat gaat te meer op wat betreft de mijlszone waarin het toch niet zo simpel lijkt om zomaar quasi automatisch toe te laten dat niet verankerde zaken kunnen, nu in principe floating elementen wel hinderen doch bij wijze van voorbeeld wel kunnen beschouwd worden als niet verankerde zaken. Want terwijl op papier ruimte in het verleden voorrang werd gegeven aan zeeboerderijen, testzones en allerhande experimentele projecten, raken klassieke sectoren zoals de visserij verdrongen. Dat kan niet de bedoeling blijven. Wij zullen dan ook de verderzetting rond het MRP nauwlettend opvolgen.
Net zoals het dossier rond het Franse windmolenpark voor de kust van Duinkerke, dit blijkt geen makkelijk dossier om de belangen van het land in te bewaken. Het werkbezoek aan de Haven van Oostende, wijst er evenwel op dat de situatie ernstig wordt genomen. Wij begrijpen op vandaag evident dat verdere duiding gevoelig ligt. Maar koesteren toch de stille hoop dat u voor een voor alle partijen doenbare oplossing kan zorgen.
Op fiscaal vlak blijft het bij één enkele maatregel in uw nota: een vrijstelling van roerende voorheffing voor rompbevrachting, gekoppeld aan vergroening. Voor het overige kon ik ook in de cijfers, behoudens mijn vergissen, niets terugvinden behoudens dan een verhoging in de raming wat betreft de sancties voor i.a. vervuiling. Nochtans staan in het regeerakkoord wel meer zaken, ook op vlak van douane. De vraag is dan ook hoe u erop zal toezien dat dit daadwerkelijk vertaald geraakt. Het gaat dan onder meer over de hervorming van de douanewet, de 24/7 dienstverlening waar havens al jaren om vragen, het realtime statussysteem, de samenwerking met FAVV en de Gewesten vb. ook op fiscaal vlak wat betreft stimulansen voor reders en vlootvernieuwing.
Van de gelegenheid maak ik tot slot graag gebruik om twee bijzondere problematieken ook nog onder uw aandacht te brengen voor opvolging gezien dit eveneens met de Noordzee en één van onze meest klassieke sectoren te maken heeft. In uw beleidsnota staat dat er voor bestaande situaties niet zal geraakt worden aan verworven rechten van zeevarenden, maar wat betreft ander maritiem personeel zoals de vissorteerders. Door hun statuut – en door de aard van hun werk, met sterk wisselende volumes en dus ook wisselende werkdruk – komen zij mogelijks tussen kant en wal te vallen en hebben zij de vraag gesteldom hun specifieke subsector PC 143 kengetal 186 te erkennen als afwijkingsregime. Hoe staat u daar tegenover rekening houdende met de bovenstaande zinssnede uit uw nota. De tweede bijzondere problematiek is de administratieve vereenvoudiging waar ook de visserij om vraagt. Jawel, ook rond deze sector wordt vaak vergeten dat zij geraakt worden door federale materie waar de specificiteit van hun beroep niet op voorzien is. Zo moeten zij dimona dubbel aangeven zowel bij de scheepvaartpolitie als bij de douane, moeten zij hoewel gedigitaliseerd ook nog op papier bijhouden (terwijl ik u niet moet vertellen dat papier, water en vis sowieso soms niet de beste combinatie vormen), is de verplichting niet doenbaar om vier uur voor aanlanding een bericht te sturen voor reizen die maar een paar uur duren (probleem bij overmacht of vervroegde binnenkomst en sanctiebeleid daaromtrent) en is de communicatie vanuit de FOD voor hen vaak te complex of onduidelijk waardoor ook zij soms de bomen door het bos niet meer zien. In de beleidsnota staat hierover weinig tot niets, vandaar breng ik dit graag onder uw aandacht opdat u een vergeten sector niet vergeet.